Staatloos, rechteloos?

Paspoort van Amsterdam
Paspoort van Amsterdam

 

Ik ken hem al meer dan vier jaar. Een Afrikaanse asielzoeker. Uitgeprocedeerd. Niet uitzetbaar. Ook al zou hij zelf terugwillen naar de regio waar hij vandaan komt, het lukt hem niet om een Laissez Passer te krijgen. Hij is geboren in Tanzania. Zijn ouders waren Burundees. Waar zij nu verblijven weet hij niet. Misschien zijn ze terug gegaan naar Burundi. Hij heeft geen bewijs van staatsburgerschap. Tanzania en Burundi kunnen of willen hem dat niet verschaffen. Hij is staatloos.

Eén van de velen in Nederland. Hans Achterhuis, die op 10 december de Mensenrechtenlezing uitsprak, schat hun aantal op 2.000 in Nederland. Daarnaast krijgt in ons land zo’n 80.000 het label ‘nationaliteit onbekend’ opgeplakt, Ik ontleen de gegevens aan een interview met hem in Trouw van 18 december 2012. Ze zijn geen deel van een zichtbare gemeenschap. Achterhuis vertelt dat de groep rechteloos is. Gevraagd naar een oplossing, zegt hij: ‘Die heb ik niet. Amsterdam heeft vorige week de site geopend ‘Paspoort van Amsterdam’, waarop mensen die illegaal in Nederland verblijven informatie kunnen vinden op hun basisrechten en voorzieningen in de stad. Dat is een goed begin. Wat mij betreft zou het mooi zijn als uitgeprocedeerden en staatlozen met bepaalde basisrechten aan het werk zouden kunnen, zodat ze voor zichzelf zouden kunnen zorgen, en niet meer op straat hoeven zitten of afhankelijk te zijn van hulpverlening. Ik besef dat hier politieke haken en ogen aan zitten.’

 

Dat laatste klopt. Want hoe pak je dat aan? Ruim tien jaar geleden schreven mijn vroeger collega Nico van der Perk en ik een voorstel aan kabinetsformateur Piet Hein Donner over het verstrekken van werkvergunningen aan de toenmalige ‘witte illegalen’. Door ze het recht te geven op werk zouden ze na vier jaar een verblijfsvergunning ‘verdienen’. Dat voorstel werd nog weggehoond door de Fabel van de illegaal. ‘Wie zulke vrienden heeft, heeft geen vijanden meer nodig’, was het commentaar in hun blad. Zo maak je tweederangsburgers. Alsof de mensen dat al niet waren.

Het was in de tijd dat we in Amsterdam een belangenorganisatie hadden, het ANRO, het Amsterdams Netwerk Rechtvaardigheid voor Ongedocumenteerden. We bespraken het voorbeeld van Italië. Daar krijgen mensen zonder papieren een werkvergunning als ze kunnen bewijzen dat ze 20 uur of meer per week werk hebben, bijvoorbeeld als schoonmaker. Onlangs vertelde Geesje Werkman, van Kerk in Actie, dat ook in Polen mensen zonder papieren mogen werken. Ook de vreemdelingenadvocaat Arie van Driel zei onlangs dat mensen zonder papieren het recht op arbeid aangereikt moeten krijgen. Hoogleraar vreemdelingenrecht Thomas Spijkerboer spreekt over drie categorieën niet-uitzetbare vreemdelingen: zij die niet behoren te worden uitgezet, omdat ze gevaar lopen in land van herkomst; zij die niet kunnen worden uitgezet, ook al zijn ze er zelf toe bereid; en zij die niet terug kunnen omdat ze niet terug willen.

 

Staatlozen zouden naar mijn mening niet rechteloos moeten blijven. Dat zou kunnen door ze, om te beginnen, het recht moeten geven op minimale voorzieningen: het recht op werken, wonen en medisch noodzakelijke zorg. Dat maakt ze misschien in eerste instantie tot tweederangs burgers, maar misschien kunnen ze een verblijfsvergunning verdienen, als ze bewezen hebben ingeburgerd te zijn. Misschien kan dat beginnen met een papieren ‘Paspoort van Amsterdam’ (of van een andere gemeente die haar papierloze ingezetenen niet alle rechten wil ontzeggen). Nu is het Paspoort van Amsterdam enkel een website, die weliswaar door wethouder Maarten van Poelgeest is ‘geopend’, maar geen initiatief is van de gemeente Amsterdam, maar van het ASKV/Steunpunt Vluchtelingen, Dokters van de Wereld en het Wereldhuis.

 

Cor Ofman