De Paus van Amsterdam?

‘Gij die weet wat in mensen omgaat aan hoop en twijfel, domheid, drift, plezier, onzekerheid’, niets menselijks is Huub Oosterhuis vreemd. De verschijning van de biografie van deze hoogbegaafde priester, pastor van de Amsterdamse Studentenekklesia kreeg meteen de noodzakelijke publiciteit mee door het verhaal over de loslippigheid van Oosterhuis die op een onbewaakt ogenblik tegenover de Blauw Bloed interviewer vertelde over hetgeen Koningin Beatrix hem al dan niet zou hebben meegedeeld over de censuur die van regeringswege leek te zijn toegepast op haar Kerstboodschap in 2010. Het ‘mea culpa’ kwam vlot. In 2011 al en ook nu bij de verschijning van de biografie, waarin hij na een eerdere ontkenning van de gebeurtenis het alsnog niet kan laten los van lip te zijn.

 

Een interessant boek. Over de persoon zelf. Overheersend, eigenzinnig, trefzeker, bozig, bazig. Begaafde taalkunstenaar, ondergewaardeerd door de seculaire schrijvers en poëten, op het kwaadaardige af. Menselijke man, met zijn driften en gevoelens. Zo trefzeker als hij schrijft, zo moeizaam was hij kennelijk in het goed houden van relaties. Maar bevlogen, bewogen, ja, dat zeker. Overtuigd van het eigen gelijk in het interpreteren van de Schrift, kome wat komt. En het kwam: de jaloezie, de afgunst, de afkeer. Van de kant van collega’s, van wie hij dacht dat ze vrienden waren,  de hiërarchie.

Ik besef dat ik, toen ik in 1973 naar Amsterdam kwam, en de vieringen van de ekklesia in de Amstelkerk bezocht, niets wist van al het gezwoeg en gekonkel dat daar aan was voorafgegaan. Ik groeide op in Groningen en daar zongen we liederen van Oosterhuis in de kerk, maar evengoed de liedteksten van een groep rond Chris Fictoor, en van de Groningse priester  Herman Verbeek (die, vreemd genoeg, niet in het boek voorkomt).

Ik heb Oosterhuis niet van dichtbij meegemaakt, anders dan als toehoorder als hij een toespraak hield. Wel Jan van Kilsdonk binnen de Taakgroep Aids van de Amsterdamse Raad van Kerken.

Net voor de verschijning van de Oosterhuis biografie las ik die over Van Kilsdonk. Eigenlijk stelt het me teleur dat beide broeders tegenover elkaar, als het ware postuum, van zich afbijten.

 

Oosterhuis krijgt een soort eretitel opgeplakt: de Paus van Amsterdam. Wie de titel heeft bedacht, weet ik niet. Soms ontstaat iets spontaan. “God 1”, was een andere, naast “God  2” (Jan Ruijter van het Mozeshuis) en “God 3” (Hans Visser van de Rotterdamse Pauluskerk). In de biografie vallen de laatste twee er in feite buiten. Er kan er maar één in de schijnwerpers staan. En uiteindelijk verdient hij het ook. Ik ben benieuwd naar het moment dat ook het archief van Oosterhuis toegankelijk wordt voor onderzoek.

Hoe dan ook. Gelovig Nederland zou er zonder de teksten en liederen van Oosterhuis anders hebben uitgezien.