Barmhartigheid in de praktijk

 

Een uitgeprocedeerde asielzoekster. Geen plek meer in een AZC. Aan de straat overgeleverd, zoals zoveel anderen. Voor onderdak en levensonderhoud aangewezen op haar eigen netwerk. Geen vaste plek, ik ken de verhalen uit mijn tijd als pastor van de Open Deur. Daar was ze ook ooit bekend geweest, maar na de sluiting in december 2012 buiten beeld geraakt.

 

Ze was ruim vijf maanden zwanger, toen ze hals over kop naar het ziekenhuis moest. In de nacht van Eerste op Tweede Kerstdag beviel ze vroegtijdig. Van een doodgeboren kindje. Kort daarna stond ze weer op straat. Waarom zou een ziekenhuis langer opvang bieden? Ze kon bij een vriendin terecht, maar niet voor lang. Waar vind je onderdak? De huisarts, die zich haar lot aantrok en zich zorgen maakte, verwees haar door naar het Wereldhuis. ‘Kunnen jullie wat doen?’

 

Het Wereldhuis Amsterdam biedt een luisterend oor, maar heeft geen eigen opvangplekken. Hoe ga je dan om met een vrouw die net haar kindje heeft verloren?

 

Eerste zorg: een stabiele plek. Gelukkig was een fonds bereid daarvoor te betalen. 

 

Tweede zorg: wie vangt haar emotioneel op? Ze was al eerder bekend bij Equator vanwege behandeling voor PTSS, een posttraumatische stress stoornis. Daar kwam nog verliesverwerking bovenop. En er was een wachtlijst. Gelukkig kon ze er binnen korte tijd weer terecht.

 

Derde zorg: hoe kun je op een respectvolle wijze afscheid nemen van een kindje dat je ruim vijf maanden hebt gedragen? Het lag nog in het mortuarium van het ziekenhuis. De Dienst Geestelijke Verzorging zocht uit wat ik kon doen: contact leggen met de Dienst Uitvaarten van de gemeente Amsterdam. Die zou voor iemand die geen geld heeft om een begrafenis te betalen de uitvaart kunnen verzorgen. 

 

Het contact met de ambtenaar die met dat soort uitvaarten belast is, was uiterst kort. ‘Hoeveel weken was het doodgeboren kindje?’ 21 weken. ‘Dan kan het niet, want volgens de Wet op de lijkbezorging is het dan nog geen individu. Dat is het pas bij 24 weken.’ Wat nu? ‘Het ziekenhuis is verantwoordelijk voor de afvoer van het lijkje. Ze verzamelen alle doodgeboren kindjes in een kistje. Als het kistje vol is, worden ze verbrand.’ Maar wat als de vrouw vanuit haar geloofsovertuiging moeite heeft met crematie? ‘Dan is mevrouw zelf verantwoordelijk voor de begrafenis.’

 

We hebben het lichaam van het kindje toevertrouwd aan de aarde, in de tuin van de Corvershof, achter de burelen van de Diaconie van de Protestantse Kerk van Amsterdam en het Wereldhuis.

 

In de hoftuin staan de ‘zeven werken van barmhartigheid’: ze verbeelden waar de kerk zich toe geroepen weet: de hongerigen te eten geven, de dorstigen te laven, de vreemdelingen te huisvesten, de naakten te kleden, de zieken en de gevangenen te bezoeken en de doden te begraven. Een symbolische plek voor een teraardebestelling. De tuinman heeft een grafje gegraven en daar is ze door de moeder en de vader met aarde toegedekt. We hebben er een wit steentje op gelegd: ‘hoop’ staat erop. Er komt nog een naamplaatje dat zal worden bevestigd op het beeld dat ‘de doden begraven’ symboliseert. Een plek om te bezoeken en te gedenken. Allereerst voor de vrouw die het kind gedragen heeft en in haar rouwproces een concrete plek heeft om naar toe te gaan. En voor ieder mens die stil wil blijven staan bij de vraag of het de gewoonste zaak van de wereld is dat doodgeboren kindjes worden verzameld tot een kistje vol is om dan in een oven te worden verbrand. Of een plek krijgen in de aarde, waar ze herinnerd mogen worden. Als individu. Uit oogpunt van barmhartigheid.

 

Cor Ofman