De klacht van de vrede

In 1567 verscheen van de hand van Erasmus ‘de klacht van de vrede’. Hij schrijft daarin: Ik vraag u: wat bidt een soldaat bij deze godsdienstoefeningen? Het ‘Onze Vader’? Onbeschaamde mond! Durft u Hem Vader te noemen, terwijl u uw broeder tracht te doden? ‘Uw naam worde geheiligd.’ Hoe kan de naam van God meer ontheiligd worden dan door die wederzijdse twisten? ‘Uw koninkrijk kome.’ Zo bidt u, die ten koste van zoveel bloed uw eigen rijk wilt stichten? ‘Uw wil geschiede, gelijk in de hemel alzo ook op de aarde.’ Maar Hij wilde vrede en u bereidt u voor ten oorlog? Ons aller Vader bidt u om dagelijks brood, terwijl u de graanvelden van uw broeders verbrandt en liever daardoor ook zelf wilt omkomen dan dat zij er voordeel van zouden hebben? ' 

 

Verderop in zijn boek zal Erasmus, hij was ook een kind van zijn tijd, schrijven: 'Wanneer het echter een noodlottige ziekte van de menselijke geest is, dat hij zonder oorlogen niet kan blijven bestaan, waarom wordt dit onheil dan niet liever over de Turken uitgestort?' Hoewel het (voegt hij er aan toe) natuurlijk beter zou zijn, ook deze mensen door onderricht, weldaden en een oprechte levenswandel voor de christelijke godsdienst te winnen in plaats van hen met wapens aan te vallen. 

 

Wie de vrede werkelijk ter harte gaat (schrijft Erasmus) die grijpt alle gelegenheden om de vrede te bewaren aan; die negeert alle moeilijkheden of ruimt ze uit de weg en doet al het mogelijke om een zo groot goed ongeschonden te bewaren.