Ik ben van de linkse kerk

Goed, ik geef het toe, en niet eens schoorvoetend, ik ben van de ‘linkse kerk’. Ik sta voor de joods-christelijke cultuur, nog serieuzer dan Geert Wilders, ik sta voor wat daarin het meest kenmerkend is: vrede, gerechtigheid, barmhartigheid en heelheid van de schepping. Niet los verkrijgbaar, maar met elkaar verbonden. Dat is niet eenvoudig, want je kunt niet shoppenvoor één item laat staan als koopjesjager. Het is een totaalaanbod. En zo verdraaid lastig te vangen in een oneliner. Daarover straks meer.

 

Ik moet ook toegeven dat ik, anders dan Wilders, niet van het Haagse pluche ben. Toen ik jonger was en politiek betrokken raakte, hebben vertegenwoordigers van dat pluche me al vroegtijdig de ogen geopend. Barend Biesheuvel had ons, jonge ARP-jongeren, toevertrouwd dat zijn voorkeur uitging naar een regering met de PvdA. We canvasten ons de benen uit ons lijf. Maar Biesheuvel wist niet hoe snel hij kon draaien en in zee gaan met de VVD en DS’70.

Vanaf dat moment, 1972, koos ik voor de ‘linkse kerk’, om te beginnen voor  de Evangelische Solidariteits Partij. Nooit van gehoord? Geeft niet. De partij, een luis in de pels van de ARP, hief zichzelf in 1975 al weer op ‘om Willem Aantjes bij te staan in zijn worsteling om een evangelische politiek’. Toen dat ook niks werd, - Dries van Agt bewees het: ‘zonder links kan het ook’ - kwam het tweede linkse kerkje van de grond: de Evangelische progressieve Volkspartij (1978). Voetnoot in de geschiedenis? Ook niet erg. Die partij fuseerde in 1981 met een clubje dissidenten uit het CDA, ‘Niet Bij Brood Alleen’, en vormde de Evangelische Volkspartij. Vaag iets van gehoord? Was dat niet die partij van Cathy Ubels? Die Ruud Lubbers betichtte van bereidheid tot genocide? Die mevrouw met dat knoetje? Die thuis geen t.v. had? Ja, die. Nooit meer wat van gehoord. De EVP ging in 1989 op in GroenLinks. Ik was in die tijd voorzitter van de club. Nooit van gehoord? Kennelijk. Hoop op het Haagse pluche? Ach, 7500 voorkeurstemmen waren niet voldoende. Was dat erg? Nee. Ik kon me blijven richten op de arme en ongedocumenteerde kant van Amsterdam. Ook zo’n linkse hobby. Politiek en kerkelijk in de marge. In de zijbeuk van de ‘linkse kerk’.

 

Ik heb er mijn draai gevonden. Maakte ik me binnen GroenLinks een aantal jaren terug nog zorgen over het grachtengordelyuppengehalte, inmiddels woon ik er zelf.  Voordeel: ik werk, als pastor, op een steenworp afstand, in het oudste huis van Amsterdam op het Begijnhof, het Huis der Barmhartigheid, en – acht minuten verder de andere kant op, voor de Protestantse Diaconie in het Wereldhuis voor ongedocumenteerden. Genoemd naar een uitspraak van Martin Luther King dat wij een groot huis, een Wereldhuis, hebben geërfd waarin we als mensen uit verschillende culturen, hoe verschillend ook, moeten proberen in vrede samen te leven.

Twee werkplekken waarin de kerk de idealen uit de joods-christelijke traditie uitdraagt in het zoeken naar recht voor wie niet mee kunnen komen in onze hardvochtige samenleving. Mensen die over het hoofd worden gezien, mensen die onopgemerkt door het vangnet van de solidariteit heen zakken. Arme Amsterdammers en zij die niet lijken te bestaan: ‘ongedocumenteerden’, die in een ander jargon ‘illegalen’ worden genoemd. Kortom ‘vreemdelingen’, die in de joods-christelijke traditie er wel bijhoren. Die onlosmakelijk zijn verbonden aan het rijtje ‘arme, weduwe en wees’. Die er bij God toe doen. Ik weet dat in de kolommen van TROUW twee oudtestamentische profeten, Ezra en Nehemia, werden aangehaald om het recht te bepleiten vreemdelingen (vrouwen en haar kinderen – alsof ze niet een joodse vader hebben) weg te sturen. Een navrante opdracht tot etnische zuivering.

 

De grondtoon van de Bijbel is een andere: die van gerechtigheid en vrede die hand in hand gaan, van barmhartigheid die geboden is aan de rechtelozen, van de zorg voor de ‘heelheid van de schepping’. De thema’s van de kerken halverwege de jaren tachtig. De oproep van Carl Friedrich von Weizsäcker voor een vredesconcilie van alle christenen in de wereld. Wie? O ja, die oude mastodont uit Duitsland. Zijn initiatief ontlokte Awraham Soetendorp de woorden: ‘Men moet de moed hebben om hetgeen in de traditie van het christendom en andere religies aanwezig is, maar de tikoen olam– de verbetering van de wereld naar vrede en gerechtigheid toe - belemmert, te onderkennen en te veranderen.’

Dat is geen ‘linkse hobby’, dat is een appèl  aan ieder weldenkend mens, zelfs een oproep aan Geert Wilders om zijn visie aan te ijken. Dat geldt dus naar beide kanten: benoemen wat in alle religieuze tradities een vreedzame wereld belemmert, zonder de hele traditie over de ene kam te scheren van de extreemste uitingsvorm. En het waardevolle opdelven dat in elke traditie verscholen zit. Dat betekent om te beginnen het aangaan van een dialoog zonder vooroordeel of aanmatiging.

 

Als predikant houd ik mij aan de lezingen van de zondag, zoals die in het leesrooster van de Eerste Dag worden gegeven. Het zijn de zondagse lezingen voor de eredienst die niet gebaseerd zijn op de waan van de dag, maar geworteld in een eeuwenlange traditie. En telkens weer vraag ik me bij het lezen van de teksten af: wat zeggen ze over de arme, de weduwe en de wees, en de vreemdeling? En telkens weer blijken ze uiterst actueel. De lezingen uit het evangelie volgens de beschrijving van Lucas blijken zondag aan zondag weinig goeds te voorspellen voor diegenen die alleen maar denken aan zelfverrijking en zelfbehoud. Zou Geert Wilders indien hij als verdediger van de joods-christelijke traditie zondag aan zondag in de kerk zou zitten, zijn toon matigen en meer respect opbrengen voor vreemdelingen en andere culturen? Daarvoor hoef je niet eens in de ‘linkse’ kerk te zitten.

Tegelijk wijzen van mijn hand tenminste drie vingers naar mijzelf terug mocht ik mijn wijsvinger naar de ander richten. Waar sta ik zelf? Waar blijf ik voor staan? Kan ik recht voor God staan? Kan ik de ander, de Ander op zondag en door de week recht in de ogen kijken?

En mag ik diezelfde vraag stellen aan Kees van der Staaij van de SGP?

 

Misschien komt er het moment dat de Nederlandse wetgeving ingrijpend wordt veranderd door toenemende vreemdelingenhaat, te beginnen met moslimhaat. Dat mensen die ‘illegaal’ in ons land verblijven strafbaar worden. Het is de vraag over wie wij het dan hebben: vreemdelingen die vanwege een ernstig crimineel feit een ongewenstverklaring aan hun broek hebben, of vreemdelingen die geen geldig verblijfsdocument kunnen tonen en door hun bijdrage aan de informele economie (schoonmaakwerk bij tweeverdieners) de formele economie stimuleren.

Misschien komt er het moment dat hulpverlening aan ‘ongedocumenteerden’ strafbaar wordt. Dat ze niet meer mogen worden geholpen door een ambulancebroeder, een arts, een ziekenhuis. Dat wat ik voor vreemdelingen doe vanuit de joods-christelijke traditie van barmhartigheid niet langer mag: voedsel, kleding, huisvesting bieden. Je kunt het je niet voorstellen, maar het zou kunnen als de gure wind die in Nederland waait naar andere delen van Europa overwaait. Je kunt je niet voorstellen dat Kathleen Ferrier en Ad Koppejan hun rug nietrecht houden, maar misschien wordt de druk vanuit de fractie of de partij zo groot dat ze er de brui aan geven.

 

Gek eigenlijk, we vinden het de gewoonste zaak van de wereld om onze restanten voor bodemprijzen te dumpen in Derde Wereldlanden en daarmee hun economie onder druk zetten. We vinden het de gewoonste zaak van de wereld om in elk seizoen zomervruchten te eten, die we uit Afrika halen, uit gebieden die beter benut zouden kunnen worden voor voedselverbouwing ten gunste van de bevolking daar.

Gek eigenlijk, dat we de kledingproductie uitbesteden aan ‘lage lonenlanden’ met uitbuiting van (kinder)arbeidskrachten om hier in een goedkoop shirt te lopen.

Gek eigenlijk dat we met het grootste gemak naar verre landen op vakantie gaan en het maar vreemd vinden als de bewoners hiernaartoe komen in de hoop op een beter bestaan. 

 

In de Gouden Eeuw groeide Amsterdam van een stad met 50.000 inwoners naar een stad met 250.000 inwoners. Die kwamen allemaal van buiten de stadspoorten. En ze stimuleerden de Amsterdamse economie met hun kennis, vakmanschap en nering. De integratie verliep met respect en de daaraan gekoppelde tolerantie ten aanzien van andere godsdiensten en culturen: de lutherse, de Armeens-orthodoxe, de joodse, de vrijzinnige. Soms zongen de vrouwen een tikje te luid, net als de migrantenkerken nu.Voor langslapers is het natuurlijk irritant als de oproep tot gebed van een minaret of het klokgelui om kwart over zeven van een Tilburgse kerktoren hun uit de slaap wekt. Tegen die tijd ben ik in de regel al klaarwakker. En de meeste hardwerkende Nederlanders die PVV stemmen evengoed, zou ik denken.

 

Als ik preek, en dat doe ik vaak en graag, dan is dat niet in de ‘linkse kerk’, maar in ‘doorsnee’ protestantse kerken in de Amsterdamse regio. Ik preek er niet anders dan ik nu schrijf. En ik heb tientallen voorbeelden paraat van voorbeeldige ‘ongedocumenteerden’, zowel christenen als moslims. Uit de reacties merk ik dat mijn, vaak bewogen, verhaal wordt verstaan. Het zijn geen oneliners. Dat houd je een preek lang niet vol. Het is een appèl aan het hart, aan de emotie. Geen huilie huilie, maar voelbare betrokkenheid, ook van de hoorders. Als dat ‘linkse kerk’ heet, dan moet dat maar.

 

Hier sta ik. Ik kan niet anders. (31 oktober 2010)