Overleven als MSM

MSM kennen we als de afkorting van mannen die seks hebben met mannen. Dit artikel gaat over met name moslimmannen die seks hebben met mannen. In gesprekken met jonge mannen uit Turkije, Libanon, Irak, Egypte, Soedan, Marokko, Guinée, Sierra Leone, Mali, Liberia, Kameroen, Kenia, Burundi en Tanzania komt als beeld naar voren dat homoseksualiteit in de genoemde landen nagenoeg onbespreekbaar is en dat seksuele handelingen tussen mannen strafbaar zijn. Maar seksuele handelingen tussen mannen onderling komen natuurlijk voor, misschien wel vaker dan wordt gedacht. Dat kan te maken hebben met het verbod op seksueel contact tussen de partners voor het huwelijk. Dat is haram. Meisjes worden geacht als maagd het huwelijk in te gaan. In bepaalde moslimculturen wordt daar streng op toegekeken. In de heteroseksuele contacten hebben jongeren daar een oplossing voor gevonden: anaal contact. Met de aanstaande partner of anders met een man. De man die als passieve partner zoiets moet ondergaan, is min of meer gebruiksvoorwerp.

 

Homoseksuele mannen lijken zich in bepaalde culturen vrouwelijker te gaan gedragen. Uit gesprekken met Turkse homoseksuelen werd mij ooit duidelijk gemaakt dat ze geacht worden de passieve partij te zijn en soms als travestiet rond te lopen. ‘Seks hebben met een andere man, als hetero, kan natuurlijk alleen maar als je de actieve rol speelt.’

Ook worden heteroseksuele mannen gedwongen tot seksuele handelingen met een man. Dat kan een ouder familielid zijn of een ‘bovengeschikte’ die de ‘huisslaaf’ gebruikt.

MSM is soms een vrije keuze, die in het geheim moet worden gepraktiseerd, soms een keuze tussen volstrekte armoede en een poging daaraan te ontsnappen, door het enige dat iemand heeft, het eigen lichaam, als ‘handelswaar’ of ruilobject in te zetten.

Tenslotte zijn er de ervaringen van homo- en heteromannen die tijdens gevangenschap worden gedwongen tot seksuele handelingen met inmates of bewaarders. Dat kan in het land van herkomst zijn of tijdens detentie in een land waar iemand in vreemdelingenbewaring is. Het kan ook in het land van aankomst zijn, als iemand uitgeprocedeerd raakt en uit arren moede maar meegaat met iemand die in ruil voor seks voedsel en onderdak belooft.

 

11 VERHALEN

 

‘In de gevangenis waar ik bijna een jaar zat, werd aan de gevangenen geen eten verstrekt. Dat werd gebracht door de familie van gevangenen. Die verdeelden het dan onder elkaar. Ik kreeg niets. Ik was een ‘rusty’. Zwarten noemden ze ‘roestbruinen’. Ik was de enige. Ik werd regelmatig geslagen en als ik het op een schreeuwen zetten kwamen bewakers door een luikje kijken, maar ze deden niets; oh, het was Rusty maar. Ik kon alleen maar te eten krijgen als ik seksuele handelingen toestond. Dat ging door en door en door. We zaten met vijfentwintig mannen in één ruimte. Toen vertegenwoordigers van het Rode Kruis een bezoek brachten aan de gevangenis heb ik ze verteld dat je als gevangene niet te eten kreeg. Dat hebben ze ook gefilmd. De directeur van de gevangenis was daar niet blij mee.

Ik zou de gedachten aan die periode willen uitbannen, maar ze flitsen zomaar door mijn hoofd. Sommige mannen staan me nog levendig voor de geest.’

 

‘Ik had seks met een andere jongen. Seks met een meisje is verboden, dus deden we het met een jongen die beschikbaar was. Vrienden hadden me over een jongen verteld die homo was. Zelf ben ik dat niet, maar ik had wel behoefte aan seks. Op een gegeven moment werden we betrapt door zijn broer. Daarom ben ik gevlucht omdat ik bang was voor eerwraak.’

 

‘Toen ik door iemand geholpen was om mijn land te ontvluchten, verbleef ik een aantal weken op een boot. Verschillende keren kwamen mannen langs om seks met mij te hebben. Wat kon ik anders doen dat het mij te laten welgevallen? Het was niet de eerste keer. In mijn kindertijd deed ik al seksuele spelletjes met andere jongens. En in de tijd dat ik getrouwd was en mijn vrouw zwanger was, was het op zich geaccepteerd als je met een andere vrouw seksueel contact te hebben. Ik deed het met een man, een buitenlander. Dat voelde goed. Maar daar kon je natuurlijk niet open over zijn. Maar op de boot was het niet uit vrije wil. Dat was anders.’

 

‘Een man die zei dat hij voor een NGO werkte, vertelde mij dat hij mij wel wilde helpen om aan de ellende in mijn land te ontsnappen. Hij bracht me naar een land waarvan ik later pas begreep dat het Nederland was. We werden op het vliegveld afgehaald door een paar andere mannen en werden in een auto naar een huis gebracht. Ze vertelden me dat ik wel wat terug moest doen voor de hulp die ik had gekregen. Op de tafel lagen pakketjes die leken op drugs. Die zou ik moeten vervoeren. Toen ik zei dat ik dat niet wilde, nam een van de mannen mij naar boven naar een kamer met een bed en spiegels en hij verkrachtte mij. Omdat het zo’n pijn deed, bleef ik schreeuwen en huilen. Uiteindelijk hebben ze in de auto weer meegenomen en ergens in de buurt van een stad uit de auto gezet.’

 

‘In mijn land is homoseksualiteit strafbaar. Natuurlijk bestaat het. Soms vinden er razzia’s plaats op plekken waar homo’s elkaar ontmoeten. Ik ben een keer gearresteerd, maar na het betalen van wat geld vrijgelaten. Toen heb ik besloten om weg te gaan.’

 

‘Ik was een soort huisjongen bij een rijke Arabische familie. Een van de zoons was homo en wilde seks. Ik was toen een jaar of vijftien, zestien. Ik kreeg er voor betaald. Hoeveel? Zoveel als vijf euro. Hij had zo’n vier keer per maand seks met mij. Dat heeft acht jaar lang geduurd. Toen werd het ontdekt en ben ik gevlucht. Ik ben zelf geen homo.’

 

‘Ik wist van mijzelf al heel vroeg dat ik homo was. En ik ben op zoek gegaan naar gelijkgezinden. We vormden een groep en kwamen bij elkaar in mijn huis. Mijn ouders wisten van niets. Op een keer kwam de politie. Ik was aangegeven door een jongen die eerder mij om geld had gevraagd, wat ik had geweigerd. Ik heb in de gevangenis gezeten. Daar ben ik op brute wijze verkracht door bewakers. Ik ondervind er nog dagelijks de gevolgen van. Ik kon ontsnappen door het omkopen van een bewaker.’

 

‘Ik was uitgeprocedeerd en wist niet waar ik moest slapen en eten. Ik hing maar wat rond bij het station. Soms kocht iemand wel eens een kop koffie voor me of een broodje. Hoe ik wist te overleven? Er waren ook mannen die bijzondere aandacht voor me hadden. Toen ik een aantal dagen niet te eten had gehad, was ik wanhopig. Een man stelde me voor om met hem mee te gaan.’

 

‘Toen ik in Nederland was uitgeprocedeerd, kon ik met een man mee naar Noorwegen. Hij was homo. Hij bracht me daar in contact met andere mannen. Ik heb toen dingen gedaan waar ik me niet goed bij voelde. Ik ben weggelopen en heb toen daar asiel gevraagd. Na zes maanden zeiden ze tegen me dat ik terug moest naar Nederland omdat ik daar eerder asiel had gevraagd. Ze stuurden me niet terug. Ik moest zelf maar zien hoe ik terugkwam. Ik woon nu bij iemand die veel mensen over de vloer krijgt die roken. Marihuana en hasj. Ik heb geen andere plek om naar toe te gaan.’ 

 

‘Ik heb je nooit eerder verteld wat de echte reden was dat ik ben gevlucht. Het was mijn vader ter ore gekomen dat ik seksuele contacten had met mannen. Dat was haram. Hij heeft mij en mijn moeder op straat gezet. Ik durfde dat niet te vertellen toen ik in Nederland asiel vroeg. Ik heb nu een partner. Hij heeft mij opgepikt toen ik geen onderdak kreeg in een daklozenopvang. Wat moest ik anders. Ik had al een aantal nachten op straat rondgelopen en het was koud. Ik mag bij hem slapen en hij geeft me te eten. Hij zegt dat hij voor mij een verblijfsvergunning wil regelen. Maar soms lijkt hij daar weer over te twijfelen. Op bepaalde momenten krijg ik het gevoel dat hij mij gebruikt. Maar wat moet ik anders? Bij hem weggaan is op dit moment geen optie. Dan sta ik weer op straat.’

 

‘ik had in mijn land een relatie met een andere man. We gingen samenwonen. Toen ontdekt werd dat het om een homoseksuele relatie ging, kregen we problemen. Ik ben toen gevlucht naar een buurland. Daar kreeg ik hulp om naar Engeland te gaan. Daar was ik na anderhalf jaar uitgeprocedeerd en werd ik teruggestuurd. Ik heb toen opnieuw geprobeerd naar Engeland te gaan, maar tijdens een tussenstop in Nederland, mocht ik niet doorvliegen. Ik heb toen hier asiel gevraagd. De immigratiedienst vond dat mijn problemen rond homoseksualiteit te lang geleden waren om mij als vluchteling toe te laten en hebben me lange tijd in vreemdelingenbewaring gehouden. Omdat ze me niet kunnen uitzetten, heeft de rechter besloten de bewaring op te heffen. Ik heb recht op een financiële compensatie, maar het kan nog maanden duren voordat ik dat uitbetaald krijg. Ik weet niet waar ik nu naar toe moet. Misschien ga ik naar Frankrijk. Ik ga naar bed met mannen, maar met vrouwen kan ook. Ik heb een relatie met een vrouw gehad, maar dat ging mis.’

 

Wat mij opvalt is dat, naarmate ik het thema aan de orde stel, steeds meer mannen (durven) vertellen dat ze al dan niet tegen hun zin seks hebben met andere mannen. Dat het om meer gaat dan een experiment tijdens de puberteit en dat er een taboe op rust. Omdat ik ze ook vertel dat in sommige situaties discriminatie op grond van seksuele oriëntatie een reden kan zijn voor asiel, vanwege vrees voor vervolging en onmenselijke behandeling in het land van herkomst, lijken meer mannen met het verhaal te komen dat er in eigen land sprake was van al dan niet gedwongen seksuele contacten met andere mannen. Is de toename te verklaren omdat ik het als onderwerp ter sprake breng of omdat het een (laatste) strohalm is om alsnog als vluchteling tot ons land te worden toegelaten? Zo komen mannen in vervolggesprekken uit zichzelf terug op de mogelijkheid om een herhaald asielverzoek aan te vragen vanwege hun, nu ook in eigen ogen vermeende, homoseksualiteit. ‘In mijn eigen land had ik geen homoseksuele contacten. Maar in de tijd dat ik in een AZC zat ging ik wel eens met mannen mee. Ik ben er hier mee besmet.’

 

Hoe gaan wij in Nederland om met mensen die in hun eigen land gegronde vrees hebben voor vervolging en onmenselijke behandeling? We hebben daar spelregels voor vastgesteld in onze wetgeving en op grond van internationale verdragen. Die worden, zeker als het gaat om discriminatie op grond van seksuele geaardheid en de daaruit voortvloeiende vrees voor vervolging in land van herkomst slechts zuinig toegepast. Zou een ruimhartiger toelatingsbeleid op zijn plaats zijn? En welke criteria leg je aan? Kan iemand die in eigen land nooit als MSM-er bekend heeft gestaan probleemloos teruggaan? ‘Nu ik ermee besmet ben, kan ik mijn leven in mijn eigen land niet meer zo voortzetten als ik vroeger gewend was.’ Kan het enige antwoord zijn: ‘Jammer dan, je moet je gevoelens, je geaardheid bij terugkeer maar voor je houden’?

 

Politici (en beleidsambtenaren die politieke besluiten in de regel voorbereiden) stellen regelmatig de vraag: om welke aantallen gaat het nu eigenlijk? Dat is begrijpelijk uit oogpunt van beheersbaarheid. ‘We’ willen niet terug naar de aantallen asielzoekers die eerder voor onze poorten stonden. Waar in voorgaande jaren veertig- tot zestigduizend vluchtelingen per jaar een asielverzoek deden, wordt dit jaar een verwachte groei naar 24.000 asielzoekers als zorgwekkend gezien. Maar voor kleinere categorieën vervolgden zal ongetwijfeld ruimte zijn, ook in de publieke opinie. Zelfs de PVV van Geert Wilders zal wellicht te winnen zijn voor het toekennen van een verblijfsstatus aan een specifieke categorie van vervolgde homoseksuelen.

Maar wat te doen met een zich aandienende groep heteroseksuele jonge mannen die min of meer slachtoffer zijn van wat in vroeger eeuwen in ons land ‘sodomie’ werd genoemd. Die door armoede, uitbuiting, slavernij, gedwongen werden tot het verrichten van seksuele handelingen waarop in de eigen maatschappij een taboe ligt? Is in dit soort gevallen niet evenzeer sprake van gegronde vrees voor vervolging in land van herkomst? En moeten we daaraan lichtvaardig voorbijgaan?

Ik kan ook bij dit soort vragen niet loskomen van een gezang uit het (inmiddels al weer ‘oude’) Liedboek van de Kerken dat zegt:

 

‘Laat al wie zijn gebonden,

vervolgd, verdrukt, geschonden,

bij ons zich veilig weten.’