Seks als ruilobject

De kwetsbaarheid van ongedocumenteerden

 

In mei 2008 bezocht ik Kenia. Varend op het Victoriameer in de buurt van Kisumu zag ik aan de wal een idyllisch tafereel van vissersboten en handelaars, vooral ‘visvrouwen’. Een van mijn begeleiders vertelde hoe HIV zich verspreidde doordat de handel goedkoper werd aangeboden als een vrouw met de visser seks had. Transactionele seks werd dat genoemd. Het lukte niet om betaalbare handelsprijzen te regelen via een coöperatie, want er waren altijd vrouwen die bereid waren om ‘onder de prijs’ te kopen. Seks als ruilwaar. Jaren geleden noemde de verlichte imam Hamza Zeid Kailani aids ‘de ziekte van de armoede’. Als mensen geen ander wisselgeld hebben dan hun lichaam en thuis zoveel monden te voeden dan nemen zij het risico voor lief. En op gebruik van condooms ligt van oudsher een aantal taboes. Dat varieert van kerkelijke uitspraken, zoals recentelijk nog van paus Benedictus, en relatieopvattingen (‘vertrouw je me soms niet?’ ‘Ben je een hoer?’), tot culturele gebruiken (‘droge’ seks).

 

Het concrete voorbeeld van de visvrouwen uit Kenia bracht me bij de praktijkverhalen van Amsterdam. Ik besloot wat meer door te vragen. Als je je heel lang als ongedocumenteerde hebt weten te redden, sommigen meer dan tien jaar, hoe heb je het dan al die tijd weten vol te houden?

Soms kwamen spontaan de tranen. Zonder dat het S-woord gevallen was, werd het duidelijk dat seks het wisselgeld was dat iemand had als er geen geld was om de huur te betalen. Dat kwam het meest pregnant tot uiting toen een vrouw vertelde dat ze er moe van was.

Een andere vrouw vertelde: ‘Ik dacht dat deze man het serieus met mij meende; hij zei dat hij een ‘book’ (Nederlands paspoort) had en voor me wilde zorgen. Maar toen ik zwanger was, liet hij mij in de steek.’ Een man vertelde dat hij, toen hij uitgeprocedeerd was en geen plek meer had in het AZC, op straat rondzwierf en regelmatig door mannen werd aangesproken. ‘op een gegeven moment was ik zo hongerig en moe dat het me niks meer uitmaakte. Ik was toen 21.’  

 

Seks is zo oud als de wereld en is (bijna) net zolang als transactiemiddel gebruikt. Binnen en buiten het huwelijk. En het is moeilijk bespreekbaar: seksueel geweld binnen het huwelijk en daarbuiten. En het komt niet alleen voor bij vrouwen, maar ook bij mannen.

Op welke leeftijd hebben jongeren te maken met gedwongen seksualiteit? Incest komt al op heel jonge leeftijd voor. Dat is de uitzondering op de regel dat een ‘gemiddelde’ jongeren op pakweg zijn of haar achttiende voor het eerst seksueel contact heeft. In een televisiedebat op AT5 gaf een jonge Ghanese dj een aantal oudere pastors van katoen, toen die vooral met de mores van de kerkleer kwamen aanzetten. Voor ‘liefde en trouw’ kocht hij niets. Zijn oudere toehoorders moesten zich realiseren dat heel wat jongens en meisjes al rond hun twaalfde, dertiende seksueel actief waren. Dat werd bevestigd door een check onder eigen bezoekers: ‘Mijn eerste seksuele contact vond plaats toen ik twaalf was. Een vrouw riep mij naar binnen in haar huis en deed dingen met mij die ik eerst niet begreep.’

 

Ruilobject

 

Seks wordt ook in Amsterdam regelmatig als ruilobject gebruikt. Wie op een winteravond letterlijk in de kou staat, omdat er geen vrienden of kennissen meer zijn, waar je terecht kunt, of omdat de hulpverleningsorganisatie je niet verder helpt, of omdat de nachtopvang vol is, staat voor de keus om de hele nacht rond te lopen of om aangesproken te worden of zich te laten aanspreken door iemand die een slaapplek aanbiedt. Soms uit welgemeende gastvrijheid, soms als ruilobject. Je moet wel heel sterk in je morele schoenen staan om ‘nee’ te zeggen. En wie ‘ja’ knikt, loopt risico’s.

 

Het begin van een oplossing is empowerment. Niet ‘pamperen’ maar ‘empoweren’; ‘Jij hebt een probleem en wat doe je eraan?’ We baseren ons op het trainingsprogramma van de Ujima Foundation in Kenia, die jonge vrouwen (en mannen) traint in mentale kracht. ‘Vind jij het een probleem als je de kost moet verdienen door betaalde seks? ‘Wij geven je een opleiding in service en dienstverlening en een baangarantie in een hotel of restaurant.’ Of: ‘Wij lenen je geld voor een fiets, dan kun je een ‘boda-boda’ (fietstaxi) beginnen.’ Een ‘eerlijk zweet’-campagne.

 

Valt dit te vertalen naar de Amsterdamse situatie? Naast de formele economie kent Amsterdam een grote ‘informele’ economie. Al die ongekende vrouwen en mannen die via kleine baantjes in hun levensonderhoud voorzien. Onzichtbaar, in naaiateliers, als domestic worker, als schoonmaker, als kinderoppas. Soms slapen ze op de bank in een woonkamer of op een matrasje in de hal. Als ze geluk (en genoeg) geld hebben op een duurbetaald kamertje van twee bij drie meter.

Kunnen wij mensen trainen in (betere) dienstverlening? Ze leren hoe ze door ervaring en goede dienstverlening verder komen. Door niet (alleen) de hand op te houden, maar zich verdienstelijk te maken: als informele huishoudkundige. Door ‘eerlijk’ zweet.

 

Cor Ofman