Weggaan zonder te groeten

 

Weggaan zonder te groeten is wat er dreigt te gebeuren met mensen uit Ghana en Nigeria. Het zijn mijn mensen geworden, omdat ik ze vanaf 2006 pastoraal en diaconaal begeleidde tijdens een procedure voor verblijf op medisch noodzakelijke gronden, omdat ze HIV-positief zijn. In het begin verliep alles volgens de regels van de medemenselijkheid en de compassie. Ze kregen een verblijfsvergunning, een woning, een uitkering. Werken mocht niet, want ze waren immers ziek. Maar opeens regende het afwijzingen, toen er na drie jaar een beroep werd gedaan op ‘voortgezet verblijf’.

 

Begeleiding in pastorale zin betekende jarenlang met mannen en vrouwen hun diepste gevoelens delen over een ziekte die in eerste instantie werd ervaren als een doodvonnis. HIV hebben stond in Afrika gelijk aan doodgaan. En op HIV lag een groot taboe, want het werd door omstanders verbonden met seksueel gedrag. Dat een vrouw HIV-positief was, werd haar aangerekend. Niet de promiscue echtgenoot, niet de verkrachter, niet de hoerenloper.  En een HIV-positieve man was ‘natuurlijk’ homo. Binnen de gemeenschap van migranten en migrantenkerken waren buitenechtelijke relaties en homoseksualiteit verwerpelijk. Dat laatste was, in de ogen van een migrantenpastor, zelfs ‘een belediging van God’. De Bijbel is klip en klaar: het gaat over ‘Adam and Eve’ en niet over ‘Adam and Steve’. De kerk is in zijn ogen een ziekenhuis, waar de ‘geestelijk zieken’ kunnen worden genezen. Ik kan me heel goed voorstellen dat zijn kerk niet het toevluchtsoord was waar mensen met HIV hun heil zochten, laat staan dat ze er openlijk met hun pastor en andere gemeenteleden over zouden kunnen praten. 

 

Mensen met HIV uit Sub-Sahara Afrika kunnen hun verhaal met weinig mensen delen: met de Nederlandse specialist en de HIV-consulent in het ziekenhuis en met een Nederlandse pastor. Dat maakt mensen voorzichtig en behoedzaam in het uiten van hun gevoelens en mededeelzaamheid over hun ziekte. Medicijnen moeten op een plaats worden bewaard waar een nieuwsgierige landgenoot geen pijnlijke vragen stelt. HIV blijft nauwelijks bespreekbaar in migrantenkringen. Er zijn weinig mensen die dat in eigen kring zullen delen. Toen ik in 2006 begon met een spreekuur in de Bijlmer dat ten doel had om migranten zonder verblijfsvergunning  de gelegenheid te bieden te komen praten over HIV, kreeg dat een algemeen karakter: het spreekuur was open voor iedereen met vragen rond toegang tot de gezondheidszorg. En toch kregen mensen toegevoegd: ‘Waarom ga jij naar zo’n HIV-spreekuur?’ Over stigma en taboe gesproken. ‘Slechts’ zo’n vijftien procent van de hulpvragers was HIV-positief. Maar die vijftien procent kon niet enkel zijn of haar verhaal kwijt, er kon ook snel iets geregeld worden: een verblijfsvergunning, inkomen en een woning.

 

De grootste groep bezoekers uit een tiental Afrikaanse landen heeft zo ook zijn weg in de Amsterdamse samenleving gevonden. Zo af en toe kom ik ze bij toeval tegen. Zij zijn het die me staande houden en begroeten en vertellen dat het ze goed gaat.  

 

Maar met name voor HIV-patiënten uit Ghana en Nigeria lijkt het tij te keren. Zij kunnen volgens de IND terug naar hun land, omdat dat de behandeling en de medicijnen beschikbaar zijn. Dat is een boodschap die hard aankomt. ‘Als ik terug moet, ga ik dood.’ ‘Ach, iedereen gaat een keer dood’, was de onthutsende opmerking van een medewerkster van de IND. En toen ik voor een andere, dakloos geraakte HIV-patiënt opvang vroeg via de Amsterdamse GGD, kreeg ik toegevoegd: ‘Die meneer is illegaal, hij kan gewoon terug naar zijn eigen land.’  Ik zie de mannen en vrouwen die het betreft stuk voor stuk voor me. In leeftijd variërend van 32 tot 62. In Nederland kun je met de nieuwste medicatie heel oud worden. In ons land is HIV een chronische ziekte geworden, waarvoor je dagelijks je medicatie moet innemen en een keer per drie maanden of per half jaar voor controle naar het ziekenhuis moet. De ziekte is, anders dan Ebola op dit moment, onder controle. Doodgaan aan Aids (de ziekte in het vergevorderde stadium) komt hier niet meer voor. Daarom spreken we in de regel over HIV, een auto-immuunziekte waar goed mee te dealen valt. Zolang je hier onder controle staat en je medicatie slikt. 

 

In Afrika is dat minder vanzelfsprekend. Daar sterven tienduizenden mensen jaarlijks aan Aids, omdat er geen of niet voldoende medicijnen voorhanden zijn. Weliswaar is de ‘eerste generatie’ medicijnen redelijk goedkoop of zelfs gratis verkrijgbaar en lijkt de ziekte relatief beheersbaar, voor de uit Afrika afkomstige patiënten die in Nederland de nieuwe medicatie krijgen die in hun land van herkomst niet automatisch verkrijgbaar is, laat staan dat de resistentietesten die uitgevoerd dienen te worden door artsen ter plekke kunnen worden gedaan, is terugkeer een groot risico. ‘Als ik terug moet, ga ik dood’, is geen loze bewering.

 

Want de gezondheidszorg is anders toegankelijk dan in Nederland. Je moet in de regel vooraf betalen voor een behandeling. De beperkte ziektekostenverzekering sluit een ziekte als HIV uit. Er is, anders dan de IND beweert, geen enkele garantie dat behandeling (regelmatige controles, verandering van medicatie in geval van bijwerkingen en de gegarandeerde beschikbaarheid van de medicatie) daadwerkelijk mogelijk en betaalbaar is. In de regel wordt medicatie door het ziekenhuis verstrekt. Dat geldt echter niet voor de nieuwere soorten HIV-medicatie. Een slimme arts van het Bureau Medische Advisering van de IND kwam op het idee dat een HIV-patiënt in Ghana altijd nog via één met name genoemde apotheek in Accra de noodzakelijke medicatie bij een farmaceutisch bedrijf in het Verenigd Koninkrijk zou kunnen bestellen. Na een week of drie zou dan de medicatie beschikbaar zijn. Maar om te beginnen onbetaalbaar. Want zonder daadwerkelijke vergoeding door een ziektekostenverzekering in Ghana is met de daar geldende levensstandaard (een inkomen van ongeveer 150 euro per maand) de kostprijs van de medicatie (1.250 euro per maand) niet te betalen.

 

Ook de bewering dat het grootste ziekenhuis in Ghana, het Korlebu Hospital in Accra, uit Nederland terugkerende Ghanese HIV-patiënten zou kunnen behandelen, blijkt een niet op de feiten gebaseerde veronderstelling. Waar de BMA-arts is afgegaan op de rapportage van een anonieme ‘vertrouwensarts’ stellen behandelaars uit het ziekenhuis openlijk dat behandeling niet gegarandeerd kan worden.

 

Toch blijft de IND bij de stelling dat behandeling in Ghana (en Nigeria – voor dat land geldt nog het verhaal dat er veel fake medicijnen op de markt zijn) mogelijk is. Ondanks gerede twijfel bij een aantal rechtbanken, en een beslissing ten gunste van de HIV-patiënten, heeft de IND in hoger beroep bij de Raad van State zijn gelijk weten te halen. 

 

Nederland stuurt met droge ogen mensen de dood tegemoet. Met een beetje pech wordt een uitgeprocedeerde HIV-patiënt bij een toevallige controle door de politie opgepakt en in vreemdelingenbewaring gezet, met het oog op terugkeer naar eigen land. Als de ambassades van Ghana en Nigeria meewerken zonder oog te hebben voor of zelfs maar weet te hebben van de schrijnende situatie, kunnen mensen het land uitgezet worden naar een land waar voortgezette behandeling niet mogelijk is. Ze kunnen zomaar worden weggevoerd zonder hun bekenden in Nederland nog te kunnen groeten.

 

Maar zolang er leven is, is er hoop. En voor mij is er nog een hoop te doen. Verhalen delen met beleidsmakers. De situatie van kwetsbare mensen onder de aandacht brengen van politici én van gewone burgers zoals u en jij.